Weesgedichten 2022
Ter gelegenheid van de Poëzieweek 2022 en in de aanloop naar het Memento Woordfestival 2022 konden Kortrijkzanen 'weesgedichten’ adopteren die vervolgens op hun raam werden geschreven. Het gedicht van Alice werd geadopteerd door een familie in de Wagenmakersstraat. Weesgedichten is een project van de stad Aalst in samenwerking met een waaier aan Belgische bibliotheken.
Vaderwond
‘En wat houdt je nu zoal bezig?’
De vraag struikelt over zijn lippen. Ik schraap het aardbeienijs met spikkels van de rand van het kartonnen potje. Waar hou ik me zoal mee bezig? Toen de bel vorige week het einde van mijn middelbareschoolcarrière en het begin van ‘het echte leven’ inluidde, heb ik mezelf voorgenomen om het contact met Sarah niet te laten verwateren. De allereerste keer dat ik haar zag, ging ze naast me zitten in de vijfde klas. Met een zelfzekere ‘Wat is je haar mooi ingevlochten! Doe je dat zelf?’ gaf ze een tik tegen mijn hart, dat vervaarlijk begon te schommelen. De volgende ochtend stond ik met trillende vingers voor de spiegel en kon ik me niet meer herinneren hoe ik mijn haar gisteren zo moeiteloos had ingevlochten.
‘Zaterdag is er een volleybalwedstrijd, laatste van het seizoen. Mama en Stefan komen kijken.’
Zijn been tikt tegen de tafelpoot. Is hij gespannen of eerder gehaast? ‘Klinkt leuk. Waarom heb je het mij niet eerder verteld? Dan kwam ik supporteren, nu heb ik beloofd aan Lise om op Bas te passen, zodat zij kan gaan squashen.’ Ik gok op gespannen.
Gisteren hebben Sarah en ik gepicknickt in het stadspark. We waren er samen heen gefietst, met een uitpuilende winkeltas vol chips, fruit en frisdrank. Ik dacht dat ik haar door en door kende. Hoe ze enkel kan fluiten door lucht naar binnen te zuigen. Hoe ze haar nagelriemen afpulkt als ze zenuwachtig is. Hoe haar lacht klinkt, luid en afgewisseld met hikjes. Hoe ze elke nacht heeft gehuild toen haar tante op de intensieve zorg lag. Hoe bang ze was om tijdens haar rijlessen de rotonde voor de school op te rijden. Maar hoe ze mijn handen beetpakte toen ik naar een stuk kiwi reikte, de manier waarop ze over mijn duim streek, hoe ze mijn naam fluisterde, zo kende ik haar niet.
Hij kucht en ik stel hem gerust: ‘Geen probleem, hoor.’ Vandaag wil ik dat het niet uitmaakt. Ik laat het laatste restje ijs op mijn tong smelten en beeld me in hoe het goedje in mijn maag zakt. Het past wel bij hoe ik me sinds gisteren voel vanbinnen, roze en gespikkeld. Ik wil het hem zeggen, ik wil hem vertellen over het schommelende gevoel in mijn borstkas en over hoe zacht haar hand in de mijne voelde. Ik wil hem vragen of hij zich voor Lise ook zo voelde bij mama.
‘Nou schat, ik verveel me niet, maar ik moet nog even om wijn in de supermarkt voor ik Bas ga ophalen in het kinderdagverblijf. Lise maakt vanavond bucatini all’amatriciana. Heeft ze dinsdag geleerd in de kookles. Ken je dat?’
Ik heb geen idee waarover hij het heeft. ‘Nee, ik ken dat niet.’
Hij staat op. ‘Lekker hoor. Zullen we eens maken als je langskomt. Maar niet volgende week, want dan vertrekken we naar Spanje. We zien nog wel wanneer het past. Groetjes aan je moeder!’
Hij gooit zijn lege ijspotje weg, beweegt zich aarzelend naar me toe en besluit dan een hand door mijn haar te halen. Mijn ‘Tot binnen twee weken’ botst tegen de deur aan. Langzaam smelt het roze gevoel weg. Ik beeld me in hoe mijn moeder misprijzend ‘de toerist’ zal sissen wanneer ik haar straks over dit uitje vertel. Ik besluit het voor mezelf te houden. Vandaag wil ik dat het niet uitmaakt. Ik koop nog twee potjes aardbeienijs en ren naar het stadspark. Hopelijk ben ik er voor ze gesmolten zijn.
© Alice Boudry