Memento
Woordfestival 2021
Voor het Memento Woordfestival 2021 met als thema 'Verdwalen' schreef Alice de tekst 'Hoe ik achterbleef'. De festivaleditie werd gecureerd door Letterzetter Anneleen Van Offel.
Hoe ik achterbleef
De ekster pikt driftig naar zijn grotere soortgenoot. De twee vogels steken fel af tegen de grijze stenen van de lege parking achter het rusthuis. De grote houdt een achtergelaten stuk sandwich in zijn snavel en hopt driftig rond om de uithalen van de kleinere te pareren. Onderweg verliest hij de ene kruimel na de andere. Wanneer de wind een verkreukeld colablikje grijpt, verslapt de aandacht van de grote ekster en weet de kleinere vogel het stuk sandwich te bemachtigen. De grote lijkt het niet erg te vinden. Met een scheef kopje staart hij naar zijn soortgenoot, die het brood haastig naar binnen werkt. Het duo doet me denken aan Sam, mijn lieve Sam. Zulke ruzies waren het verpakpapier van onze broederliefde. Een gedecideerde klop op de deur trekt mijn aandacht weg van het open raam.
“Benjamin, tijd voor je boterhammen!”
Haar stem verlicht de kamer. Anna plaatst het plastic plateau op de tafel en rolt het naar me toe. Haar arm wordt ontsierd door een grote blauwe plek op haar elleboog. Die zit er sinds gisteren, een grillig dooraderd oog dat me intens aanstaart. Nu ik erover nadenk had ze bij de nieuwjaarsreceptie ook zo’n vlek. Ik wend mijn blik af. Mijn servet doe ik zelf om. Een zwart-witte beweging aan de rand van mijn gezichtsveld trekt mijn aandacht. De grote ekster hangt boven de grond en graait met zijn poten naar het brood in de snavel van zijn soortgenoot. Zijn vleugels doen de bladeren rondom hen opwaaien.
“Hoe voel je je vandaag, Benjamin? Beter dan gisteren?”
Ze staat al terug bij de deur. Haar ingekleurde wenkbrauwen vormen een bezorgde piramide.
“Het is vandaag 5 jaar geleden,” ik wijs met mijn boterham naar het nachtkastje. Het wuivende vlammetje van het theelichtje lijkt Sam’ s gezicht op de vele foto’s even tot leven te brengen. Sam en ik op zijn trouwfeest. Sam en ik in de boom. Sam als pasgeborene op mijn schoot. Sam en ik voor de kerstboom. Sam en ik op de schommel in ons achtertuintje. Tien minuten na het nemen van de foto vloog Sam’s schommelende linkervoet tegen mijn rechtervoortand. De bloedsmaak drong in mijn tong en bleef er tot de volgende ochtend zitten.
“Ach, Benjamin.”
De kaas plakt tegen mijn gehemelte.
“Hij was een speciaal persoon. Hij kon de muren doen grijnzen met zijn verhalen,” zegt ze zachtjes.
Ik wil het niet horen. De zinnen vlakken hem uit. Ik spoel de klomp in mijn mond door met mijn licht bruisende Spa en zwijg. De vogels zijn erin geslaagd het brood in twee te trekken.
“We missen hem allemaal.”
Haar woorden houden een vlam bij de lont achter mijn ogen. Anna stapt naar me toe en legt haar hand op mijn schouder. De zorgkundige vond hem de avond voor mijn tachtigste. We zouden samen een ijsje eten in het dorpscentrum. Een week geleden had ik de buskaartjes al gekocht. Hij was zijn tenue aan het uitkiezen. De das die ik hem schonk voor zijn achtenzeventigste lag op het bed. Hij ernaast.
“Je bent niet alleen, Benjamin. Onthoud dat goed.”
Mijn dessertlepel klettert op de grond. Ze wil zich bukken, verstijft en gaat terug rechtop staan. Moeizaam reik ik naar het ding en leg het terug op mijn plateau. Zin in vanillepudding heb ik toch niet. Ik wil haar vertellen hoe alleen ik me voel. De herinnering aan Sam glipt steeds vaker weg als ik ernaar tast. De dagen voelen lang, maar ik ben toch altijd verbaasd over hoe snel het weer donker wordt. Ik heb altijd beweerd dat ik goed met eenzaamheid overweg kon. Sam’s “He broer, ik was in de buurt, dus ik bedacht dat ik even goed eens kon binnenspringen”, terwijl hij tegen de kerselaar aan mijn voordeur geleund stond, deed me vroeger altijd grinniken. Nu betrap ik me erop dat ik naar mijn kamerdeur blijf staren, alsof de zorgkundigen een pauzeknop indrukken wanneer ze hem achter zich dichttrekken.
“Natuurlijk ben ik niet alleen, Anna. Dat weet ik wel.”
Ik kijk naar uit het raam. Buiten is het nog licht. De eksters zijn weg.
Mijn blauwe plekken zitten vanbinnen. Ze is gerustgesteld, ik zie het wanneer ze haar hand wegtrekt van mijn schouder, het plateau neemt en naar de deur loopt. Ik zeg nee wanneer ze vraagt of ik naar het toilet moet.
“Tot morgen, Benjamin. Slaapwel!”
Ik wuif.
“Dankjewel, Anna.”
Ze staat al aan de deur, maar draait zich om en glimlacht, haar wenkbrauwen weer ontspannen. Het vlammetje van Sam’s kaars flikkert wanneer ze de deur sluit, maar gaat niet uit.
© Alice Boudry